Veel docenten hebben de ervaring dat reflecteren weinig oplevert. Als mentor voeren ze constant dezelfde gesprekken - leerlingen beloven plechtig ‘harder te werken’, ‘beter op te letten’ of ‘minder op hun smartphone te zitten’, maar een week later vertonen ze weer hetzelfde, ongewenste gedrag. Deze ervaringen, in combinatie met de wetenschap dat het brein nog volop in ontwikkeling is, maakt veel docenten kritisch over de mogelijkheid leerlingen te kunnen leren reflecteren. Ze hebben het gevoel dat leerlingen nog lang niet aan reflecteren toe zijn. Toch laat de wetenschap zien dat je jongeren wel degelijk kunt leren reflecteren, alleen niet op de manier zoals er op de meeste scholen mee wordt omgesprongen. Daarom ga ik in deze blog in op de neurologische grondslagen van reflecteren, hoe je leerlingen kunt leren reflecteren, waar goede reflecties aan moeten voldoen en hoe je de kwaliteit van reflecties kunt vergroten.
Volgens de Dikke Van Dale gaat het bij reflecteren om ‘nadenken over’ en het ‘achteraf bespreken om ervan te leren’. In het boek, Reflecteren: de basis [1], wordt gesproken over ‘het bewust worden en selecteren van een betekenisvolle situatie en het op gang brengen van het nadenken hierover door vragen te stellen’ [1]. De definitie die ik het sterkst vind richt zich op ‘het nadenken over je eigen gedrag met als doel je gedrag positief te ontwikkelen’ [2]. Als je leert reflecteren hoeft het niet per se om een betekenisvolle situatie te gaan. Wat wel sterk is aan de definitie van Groen is dat ze benadrukt dat het gaat om vragen stellen aan jezelf. Wanneer je reflecteert voer je een interne dialoog en probeer je vraagtekens te stellen bij je eigen gedrag. Daar gaat het in het onderwijs vaak al mis… Zo komen de vragen op reflectieformulieren niet uit de leerling zelf, maar van de docent.
Deze vraag krijg ik het meest! Onderzoek laat zien dat kinderen op vierjarige leeftijd al de eerste tekenen laten zien dat ze in staat zijn om te reflecteren [3]. Als we kijken naar de hersengebieden die hierbij betrokken zijn (zie Afbeelding 1) dan zien we dat zowel de temporele kwab (de zijkant van je brein), als de prefrontale cortex (de voorkant van je brein) hierbij betrokken zijn. In de temporele kwab zit ook het gebied van Wernicke, en hiervan weten we dat die veel te maken heeft met spraak. Dit ligt dus in lijn met het idee dat reflecteren een interne dialoog is. De prefrontale cortex kennen de meeste docenten wel. Dit is het cognitieve controlecentrum van je brein en belangrijk voor het sturen van je gedrag. Emoties controleren, iets niet of juist wel doen, plannen en dus ook reflecteren, worden gestuurd door dit gebied.
Nu weten we echter ook dat die prefrontale cortex relatief laat rijpt. Dit is te zien in Afbeelding 2, waar we de verloop van de ontwikkeling van het brein kunnen zien van 5 tot 20-jarige leeftijd. De lichte, groene delen zijn nog in ontwikkeling en vooral het voorste gedeelte van het brein is nog volop in ontwikkeling. Dit betekent echter niet dat leerlingen helemaal niet kunnen reflecteren. Er zijn sterke aanwijzingen dat wanneer je harder traint op bepaalde vaardigheden, de bijbehorende hersengebieden ook sneller ontwikkelen. Je brein wordt goed in wat het vaak doet. Niet voor niets zegt bijvoorbeeld de bekendste neuropsycholoog in onderwijsland, Jelle Jolles, dat we hard moeten inzetten op het trainen van vaardigheden zoals reflecteren, zodat die hersengebieden ook eerder zullen ontwikkelen [4].
In het onderwijs worden verschillende modellen gebruikt zoals het STARR model en natuurlijk het reflectiemodel van Korthage (waar menig docent een trauma aan heeft overgehouden). Het probleem met deze modellen is dat ze onderschatten hoe moeilijk het is om ‘terug te kijken’ op een situatie [2]). Als leerlingen voor het eerst in aanraking komen met reflecteren is het beter om te oefenen met ‘vooraf’ reflecteren, oftewel plannen. Een betere manier om leerlingen te leren reflecteren is om leerlingen eerst een concreet plan te laten maken (zie bijvoorbeeld het plan in Afbeelding 3) en ze daar vervolgens op terug te laten blikken. Door eerst een plan te maken zit je veel dichter op het gedrag in plaats van het resultaat, begrijpen leerlingen beter wat het doel en het nut is en kunnen leerlingen gestimuleerd worden om zelf vragen te stellen (“waarom lukte het niet mijn plan goed uit te voeren?”) in plaats te wachten op vragen vanuit de docent. (Lees in een eerdere blog over reflecteren hoe je leerlingen kunt helpen om een plan op te stellen.)
Ten eerste zijn goede reflecties gericht op gedrag en niet op resultaat. Reflecteren op toetscijfers, daar kunnen we dus beter snel mee ophouden (lees hier een eerdere blog van mij over reflecteren met een tirade over cijfers). Ten tweede zitten goede reflecties qua tijd heel kort op het gedrag. Het is dus wel nuttig om leerlingen terug te laten kijken op een lesuur of op een dag. Het is niet nuttig om ze terug te laten kijken op een hele periode. Reflecties worden daar heel vaag van (“Ik ga beter mijn best doen”). Dat kunnen we ze overigens niet kwalijk nemen, want hoe ging het bij jou op werk de afgelopen periode? Met ups en downs toch? Ten derde richten goede reflecties zich op dingen die goed gaan en dingen die nog beter kunnen. We leren immers meer van positieve feedback dan van negatieve [5]. Ten vierde is het belangrijk dat vragen vooral uit leerlingen komen. Wat we willen bereiken is dat leerlingen zichzelf leren bevragen. Dat ze open vragen stellen met verschillende vraagwoorden. Niet dat er constant iemand als een navigatiesysteem vragen voor ze stelt. Ten slotte is het belangrijk dat ook gevoelens worden bevraagd. Gevoelens hebben een sterke invloed op gedrag. Duidelijker inzicht krijgen in je gevoelens versterkt de kans dat je leert van het reflecteren.
Deze succescriteria voor goed reflecteren maken ook meteen pijnlijk duidelijk waarom de meest gebruikte manier om leerlingen te leren reflecteren op scholen, vragenlijsten, totaal niet effectief zijn om leerlingen te leren reflecteren [6]. Ze focussen op een te grote periode, ze zijn vaak gericht op resultaat (cijfers en toetsen) in plaats van op concreet gedrag, er ligt een te grote nadruk op wat niet goed gaat in plaats van wat wel goed gaat, de vragen komen vanuit de docent in plaats van uit de leerling zelf en er wordt onvoldoende stilgestaan bij het gevoel van leerlingen.
Wanneer leerlingen voor het eerst een reflectie schrijven is er waarschijnlijk nog ruimte voor verbetering. Daarom is het belangrijk om te werken aan kwaliteitsbesef. Daarvoor zijn vier elementen belangrijk: voorbeelden, vergelijken, dialoog en succescriteria [7]. Laat leerlingen voorbeelden van reflecties vergelijken, bijvoorbeeld door ze de reflecties te laten rangschikken van goed naar minst goed (gebruik hier anonieme voorbeelden van leerlingen voor, het liefst uit een andere klas). Laat ze daar een gesprek over voeren; waarom vinden ze de ene reflectie beter dan de andere? Van welke reflectie denken ze dat de kans het grootst is dat de medeleerling er echt iets van zal leren? Aan de hand van dit gesprek kun je leerlingen succescriteria laten opstellen of je kunt de succescriteria in het kopje hierboven gebruiken. Laat ze vervolgens aan de hand van de succescriteria hun reflectie en vervolgplan één stap beter maken.
Ik help je graag verder, plan een gesprek bij me in of stuur me een berichtje op Linkedin :). Ik geef maandelijks lezingen en workshops over reflecteren, zoals voor de Daltonvereniging en ik verzorg ontwikkelgroepen over reflecteren, zoals op het Ichthus Lyceum, waar ik een jaar lang aan de slag ga om docenten te trainen om leerlingen te leren reflecteren. Wil je verder lezen? Ik heb iets van vijf blogs over reflecteren die je kunt vinden op onze website. Ik heb ook een document geschreven voor jongeren die voor het eerst aan de slag gaan met reflecteren. Wil je die ontvangen? Neem dan contact met me op ☺.
Ten slotte nog wat waardevolle tips van een collega docent:
“Reflectieopdrachten hoeven niet heel uitgebreid te zijn. Houd het klein, maar doe het vaak”
“Mijn belangrijkste inzicht opgedaan tijdens de opleiding/bijeenkomsten: reflecteren, als in terugkijken op iets dat je hebt gedaan, heeft eigenlijk alleen maar zin als je van tevoren hebt nagedacht over de opdracht, de aanpak en de succescriteria.”
[1] Groen, M. (2011). Reflecteren: De basis. Op weg naar bewust en bekwaam handelen. Utrecht: Lemma.
[2] Luken, T. (2010). Problemen rond reflectie. De risico's van reflecteren nader bezien. Handboek effectief opleiden, 52, 263-290.
[3] Allen, J. W., Çelik, B., & Bickhard, M. H. (2021). Age 4 transitions: Reflection as a domain-general development for explicit reasoning. Cognitive Development, 59, 101091. doi: 10.1016/j.cogdev.2021.101091
[4] Jolles, J. (2016). Het tienerbrein: Over de adolescent tussen biologie en omgeving. Amsterdam University Press.
[5] Van Duijvenvoorde, A. C., Zanolie, K., Rombouts, S. A., Raijmakers, M. E., & Crone, E. A. (2008). Evaluating the negative or valuing the positive? Neural mechanisms supporting feedback-based learning across development. Journal of Neuroscience, 28(38), 9495-9503. doi: 10.1523/JNEUROSCI.1736-08.2008
[6] De la Croix, A., & Veen, M. (2018). The reflective zombie: Problematizing the conceptual framework of reflection in medical education. Perspectives on Medical Education, 7, 394-400. doi: 10.1007/s40037-018-0423-2
[7] Van de Graaf, F. (z.d.). Kwaliteitsbesef d.m.v. voorbeelden vergelijken (inclusief poster) | Toetsrevolutie. Geraadpleegd op 27 februari 2023, van https://toetsrevolutie.nl/?p=4602