Eigenaarschap, met behulp van gewoontevorming

David Maij
6 min leestijd
23-oktober-2019

Scholen willen eigenaarschap, maar dat is moeilijk

Steeds meer scholen en docenten vinden het belangrijk om leerlingen 'eigenaar' te maken van hun leerproces. Een belangrijke voorwaarde voor eigenaarschap is dat leerlingen 'leren leren', zodat zij het leren steeds zelfstandiger kunnen aanpakken.

Door in te zetten op zelfstandige leervaardigheden zouden leerlingen beter klaargestoomd worden voor een samenleving die snel verandert en in toenemende mate onzeker en technologisch is. In dit stuk wil ik stilstaan bij gewoontevorming; dé manier om leerlingen zelfstandig te leren leren en eigenaarschap bij te brengen.

Als gedragswetenschapper met een passie voor het onderwijs vind ik het interessant om de trend over zelfstandig leren en eigenaarschap te volgen. Mijn indruk is dat het veel scholen nog onvoldoende lukt om leerlingen effectief zelfstandig te leren leren. Neem bijvoorbeeld de uitgaven aan huiswerkbegeleidingsinstituten. Je zou mogen verwachten dat, wanneer scholen meer inzetten op zelfstandig leren, minder leerlingen hulp nodig hebben van huiswerkbegeleiders. Toch stegen de uitgaven aan huiswerkbegeleidingsinstituten de afgelopen 20 jaar met maar liefst 420%[1].

Stijging-huishoudsuitgaven-tabel

Bron [1,2]: op basis van CBS data.


Wat eigenaarschap bemoeilijkt

Verschillende factoren bemoeilijken het zelfstandig leren voor leerlingen. Ten eerste ontwikkelen de hersengebieden geassocieerd met leervaardigheden zich nog volop [3]. Bovendien leiden digitale afleiders en grote klassen ertoe dat leerlingen zich moeilijk kunnen concentreren. 

Daarnaast zijn de methoden om leervaardigheden bij te brengen vaak ineffectief, omdat ze te sporadisch en geïsoleerd van de vakinhoud worden aangeboden. Ter illustratie: de vaardigheden komen alleen in de brugklas of tijdens mentoruren aan bod, terwijl ze een integraal onderdeel van alle lessen zouden moeten vormen. 

Tot slot vinden veel leerlingen het lastig om zelfstandig met leerstof aan de slag te gaan die ze niet interessant vinden, maar moeten verwerken op aanwijzing van docenten of ouders.

Gewoontevorming als oplossing

Om deze obstakels te overbruggen, denk ik dat het kan helpen om kennis over gewoontevorming te integreren in het onderwijs. Bedenk: eenmaal ontwikkelde goede leergewoonten zoals plannen, focussen en reflecteren, profiteren álle vakken hiervan! 

Juist wanneer het brein zich nog sterk ontwikkelt, is het cruciaal om in te zetten op het aanleren van positieve leergewoonten en het voorkomen van afleidende digitale routines (daar kun je namelijk je hele leven nog last van hebben). In dit stuk wil ik daarom stilstaan bij gewoontevorming; dé manier om leerlingen zelfstandig te leren leren en eigenaarschap bij te brengen.


Het belang van gewoontevorming in het onderwijs

Gewoonten bepalen een groot deel van ons gedrag. Ongeveer de helft van wat we doen, bestaat uit gewoontegedrag [4]. Gewoonten zijn gedragingen die volgen op een situatie (ook wel trigger genoemd) die je zo vaak hebt doorlopen dat je ze automatisch uitvoert zonder erover na te denken. 

Het automatiseren van frequente taken is een sterk staaltje werk van je hersenen. Door te automatiseren wat je vaak doet, houden je gedachten, handen en energie ruimte over voor nieuwe uitdagingen. Op de middelbare school zouden schrijven en hoofdrekenen al gewoontes moeten zijn. Plannen, concentreren en reflecteren moeten dat nog worden.

Het voordeel van positieve gewoonten is dat ze, eenmaal gevormd, onafhankelijk functioneren van motivatie en beloning. Zo kunnen goede leergewoonten een uitkomst bieden voor het onderwijs. De motivatie om je best te doen voor een vak schommelt immers sterk. En beloningen zoals een taal leren spreken, liggen voor veel leerlingen te ver in de toekomst. 

Vaak is het cijfer dan ook de enige motivatie, wat echter tot oppervlakkig leren leidt. Het nadeel van slechte gewoonten is dat ze hardnekkig zijn. Leerlingen die gewend zijn één dag voor de toets te leren of bij saaie of moeilijke opdrachten naar hun smartphone te grijpen, kunnen daar hun hele middelbareschooltijd last van ondervinden.

Slechte gewoonten vormen sneller dan goede gewoonten

Maar nu komt de crux: slechte (ongewenste) gewoonten vormen zich doorgaans sneller dan goede (gewenste) gewoonten. Dit wordt duidelijk wanneer je de bouwstenen van het gewoontevormingsproces begrijpt: de trigger, het gedrag en het resultaat.

De trigger is de situatie die door herhaling gekoppeld raakt aan het gedrag. Zo kan stress door een moeilijke som een trigger zijn om afleiding op je smartphone te zoeken. Maar een saai hoofdstuk of een appnotificatie van een klasgenoot kunnen net zo goed smartphonegebruik triggeren. Een trigger om te leren zou kunnen zijn dat een ouder je aanspoort huiswerk te maken of dat je beseft dat je morgen een toets hebt. Hoe vaker en consequenter een trigger aan gedrag voorafgaat, des te sneller vormt zich een koppeling tussen beiden. Je kunt je wel voorstellen dat er meer triggers zijn die leiden tot smartphonegebruik dan tot het maken van huiswerk.

LeerGewoonte-cyclus-voor-gewoontevorming
LeerGewoonte cyclus voor gewoontevorming. In de tekst wordt ‘resultaat’ genoemd wat hier beloning heet.

De tweede bouwsteen voor gewoontevorming is het gedrag dat volgt op de trigger. Eenvoudig gedrag, zoals scrollen op je smartphone, wordt sneller een gewoonte dan moeilijk gedrag zoals huiswerk maken. 

De derde bouwsteen is het resultaat na het gedrag. Een like, comment of grappig plaatje op een smartphone voelt prettig aan, is duidelijk en volgt onmiddellijk op het gedrag. Het resultaat van huiswerk daarentegen is voor veel leerlingen onduidelijk, voelt niet meteen prettig en volgt bovendien pas veel later op het gedrag. Het onder de knie krijgen van een vaardigheid als Engels werpt vaak pas jaren later vruchten af. Voor alle bouwstenen geldt dus dat slechte gewoonten in het voordeel zijn ten opzichte van goede gewoonten.

 

Gewoontevorming inzetten in het onderwijs

De vraag is dus hoe je leerlingen effectief kunt begeleiden bij het aanleren van goede en doorbreken van slechte gewoonten. Wetenschappelijk onderzoek naar gewoontevorming helpt hierbij. 

Een eerste belangrijke bevinding is dat levensveranderende gebeurtenissen gewoonten kneedbaar maken. Waarschijnlijk omdat verschillende triggers tegelijkertijd op losse schroeven komen te staan. Dus bij een verhuizing, geboorte, huwelijk of de overstap van groep 8 naar de middelbare school, ben je vatbaarder voor nieuwe gewoonten [5]. De brugklas is daarom een goede startplek om het gewoontevormingsproces eigen te maken.

Onderzoek toont ook aan dat het helpt een duidelijk plan op te stellen met het specifieke gedrag dat je wilt uitvoeren. Wetenschappers noemen dat een implementatie-intentie. Schrijf dit plan op in de vorm van een als-dan-plan. Bijvoorbeeld: "Als ik een klaslokaal binnenkom, dan zet ik mijn smartphone op vliegtuigstand. Als ik klaar ben met avondeten, besteed ik eerst veertig minuten aan mijn huiswerk. Als de docent klaar is met uitleggen, dan besteed ik de rest van het lesuur aan mijn huiswerk."

LeerGewoonte-als-dan-plan
LeerGewoonte als-dan-plan helpt bij eigenaarschap

Door inzicht in de bouwstenen van gewoontevorming weten we precies aan welke knoppen leerlingen kunnen draaien om een gewoonte aan- of af te leren. Dit biedt de overzichtelijke structuur die het puberbrein nodig heeft.

Stel dat een leerling moeite heeft met geconcentreerd leren op woensdagavond na het avondeten. De trigger kan duidelijker gemaakt worden, bijvoorbeeld met een briefje op de deur ("woensdag = huiswerkdag") of alarm. Het gedrag kan specifieker (45 minuten Frans leren), eenvoudiger (misschien is al het huiswerk op één avond te proppen net iets te veel van het goede) of afleidingsvrij gemaakt worden (smartphone op vliegtuigstand). Het resultaat kan prettiger of directer volgen op het gedrag, bijvoorbeeld door spelenderwijs te leren of leerstof aan te laten sluiten bij de belevingswereld van jongeren. Ouders en docenten spelen een belangrijke rol bij het resultaat. Zij beoordelen leerlingen vaak alleen op een cijfer, ver verwijderd van het studeergedrag zelf. Ze zouden dichter op dat gedrag moeten zitten. Het resultaat kan ook duidelijker gemaakt worden door bijvoorbeeld een vinkje te noteren voor iedere keer dat het lukt. Dit bijhouden van gedrag (behavioral monitoring) is een sterk middel om gewoontevorming te faciliteren.

Tot slot gun leerlingen de tijd om gewoonten te vormen. Je leert niet plannen na een paar mentorklassen en je krijgt geen eigenaarschap na een paar gesprekken. Als leerlingen aan het eind van de middelbare school zelfstandig goede gewoonten kunnen aanleren en slechte doorbreken, zijn we al een heel eind. Ze hebben dan niet alleen geleerd eigenaarschap over hun leerproces te krijgen, maar ook over hun leven!

 

Bronnen

[1] Centraal Bureau voor de Statistiek. (2016, November 11). Uitgaven van huishoudens aan huiswerkbegeleiding. Centraal Bureau Voor De Statistiek. https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2016/45/uitgaven-van-huishoudens-aan-huiswerkbegeleiding 

[2] Elffers, L., & Jansen, D. (2019). De opkomst van schaduwonderwijs in Nederland: wat weten we en welke vragen liggen nog open? https://pure.uva.nl/ws/files/35671504/rapport_schaduwonderwijs_Elffers_Jansen_2019.pdf 

[3] Blakemore, S., & Choudhury, S. (2006). Development of the adolescent brain: implications for executive function and social cognition. Journal of Child Psychology and Psychiatry and Allied Disciplines, 47(3–4), 296–312. https://doi.org/10.1111/j.1469-7610.2006.01611.x 

[4] Home - Wendy Wood. (2023, November 29). Wendy Wood. https://dornsife.usc.edu/wendy-wood/ 

[5] Allom, V., Mullan, B., Cowie, E., & Hamilton, K. (2016). Physical activity and transitioning to college: the importance of intentions and habits. American Journal of Health Behavior, 40(2), 280–290. https://doi.org/10.5993/ajhb.40.2.13 

Nog geen reacties

Laat ons weten wat je denkt